Nieuws van het
Franse Culturele
Samenwerkingsnetwerk
in België
Ideeëndebat / editie
van

24


september


- 2024 -
tot

15


oktober


- 2024 -

In gesprek met Cécile Guichard, wegbereider van duurzaam en inclusief design bij RotorDC


De conferentiereeks Celles qui font le design ('Vrouwelijke designers') wordt georganiseerd door de vzw Maak & Transmettre en ondersteund door het Institut français van Parijs en de Franse Ambassade in België in het kader van het programma EXTRA. We gingen in gesprek met Cécile Guichard, designonderzoekster, lid en mededirecteur van RotorDC. RotorDC is een Brusselse coöperatie die bouw- en afwerkingsmaterialen en meubels recupereert, opknapt en opnieuw verkoopt. Tijdens ons gesprek vertelt ze over haar inspiratiebronnen, haar engagement voor een duurzaam en inclusief design en haar visie op de toekomst van de sector.
 
Kunt u ons iets vertellen over uw traject als ontwerper en hoe u uiteindelijk bij RotorDC terechtkwam? 
 
Cécile Guichard: “Aan de academie voor Schone Kunsten van Annecy koos ik als optievak 'Design & ruimtes'. Ik raakte er geïntrigeerd door thema's als het algemeen belang en de politiek en leerde er hoe ik vorm kon geven aan de ideeën en uitdagingen die een grondgebied doorkruisen. Wat in die periode vooral mijn aandacht trok, waren de grote gebouwen die in de loop van de 20e eeuw in onze bergen zijn neergepoot. Ik werd me bewust van de dubbelzinnige relatie die we met ons erfgoed hebben en het feit dat we ons heel moeilijk kunnen aanpassen aan de opwarming van de aarde en maatschappelijke veranderingen. 
 
Tijdens de lessen verdiepten we ons in de verschillende thema's die op dergelijke locaties spelen en op basis daarvan creëerden we vormen om tentoon te stellen. Die aanpak sprak me wel aan en tot op vandaag houden die thema's me bezig, maar toch voelde ik de nood om verder te gaan dan een eenvoudige tentoonstelling. Daarom trok ik naar de hogeschool Kunst en Design van Genève voor een master in design, ruimtes en communicatie. Het curriculum van die opleiding nam afstand van het puur mercantiele en industriële design waarmee het vak vaak wordt geassocieerd.
 
In dezelfde periode begon ik mijn formele productie terug te schroeven, omdat ik vond dat er al meer dan genoeg objecten, zoals stoelen, in omloop zijn. Daarom zocht ik naar meer conceptuele en contextuele antwoorden, met een voorkeur voor ecologisch verantwoorde samenwerkingsprojecten waarbij zuinig met de beschikbare middelen wordt omgesprongen. In die internationale context leerde ik uiteindelijk ook Rotor kennen: het collectief vertegenwoordigde België in 2010 op de Biënnale van Venetië met een onderzoek over slijtage en de impact ervan op onze manier van bouwen.
 
Zo kwam ik aan het eind van mijn masteropleiding in 2014 terecht in het team van Rotor in Brussel, waar ik sindsdien meehelp aan de ontwikkeling van de coöperatieve vennootschap RotorDC.”

Wat inspireerde u om u te specialiseren in het hergebruik van materialen en de circulaire economie? En welke invloed had dit op uw benadering van design?

Cécile Guichard: “Allereerst vind ik het als ontwerper opwindend en een echte creatieve uitdaging om te werken met wat er al is. Je moet je echt verdiepen in de materie en al het nutteloze verwijderen. Je moet aandachtig zijn en je antennes scherpstellen zodat je oog hebt voor opportuniteiten en potentieel. En daarnaast komt het er ook op aan om bestaande zaken (zowel technisch, esthetisch, functioneel als cultureel) te gebruiken en te laten resoneren met de nieuwe behoeften. Om zo te werken moet je natuurlijk ook afstand kunnen nemen van een eenvoudig plan en begrijpen hoe dingen worden gemaakt, hoe ze worden onderhouden en opnieuw worden ontmanteld, want ook dit ontwerp zal in de toekomst waarschijnlijk worden hergebruikt.

Ik waardeer ook heel erg de politieke dimensie achter mijn werk: als je op een manier wil werken die in de schaduw is komen te staan, moet je voorzichtig te werk gaan. Hergebruik gebeurt in een ecosysteem en is sterk territoriaal gebonden. Momenteel ontsnapt het nog gedeeltelijk aan pogingen tot industrialisatie of massificatie. Handelaars van gebruikte materialen weerspiegelen de complexiteit van het grondgebied waar ze actief zijn door de selectie van hun materiaal, hun omvang en de manier waarop ze te werk gaan. De doorverkoop verloopt via een subtiel evenwicht van ervaring en vertrouwen dat (opnieuw) moet worden gekoppeld aan een architecturale praktijk die zeer normatief is geworden.

En daarnaast groeit natuurlijk ook het bewustzijn rond de urgentie van de klimaatproblematiek en onze algemene roofbouw op het milieu. Als we onze leef- en werkomgeving willen aanpassen aan de versnelling van onze samenleving, moeten we de manier waarop we ontwerpen en bouwen heruitvinden. Want ons huidige consumptiegedrag is simpelweg onhoudbaar”.

Wat zijn volgens u de belangrijkste uitdagingen van de designsector als we duurzaamheid en hergebruik willen bevorderen, meer bepaald in de context van de ecologische transitie?
 
Cécile Guichard: “Hoewel hergebruik lange tijd de norm is geweest en in sommige delen van de wereld nog steeds springlevend is, is het gaandeweg verdwenen uit de grote steden van de geïndustrialiseerde landen. Daarom moeten we vandaag opnieuw een heel ecosysteem ontwikkelen en bepaalde gewoonten heractiveren. 
 
Allereerst hebben we betrokken en zelfverzekerde bouwheren nodig die bereid zijn om middelen ter beschikking te stellen en zich flexibel op te stellen. Vervolgens moet je de juiste balans vinden in de ambities van het project, want bij zo'n baanbrekende en militante aanpak kan het lijken alsof alles moet worden heruitgevonden: je moet de materialen vinden, ze inventariseren, ontmantelen, vervoeren, restaureren, aanpassen, ergens opslaan en installeren. Toen Rotor zich begon te interesseren voor hergebruik, werd duidelijk hoe belangrijk gevestigde handelaars zijn in het proces om gebruikte materialen weer in omloop te brengen. Toch waren ze bijna nergens te vinden, aangezien ze waren verbannen naar het platteland of naar nichesectoren zoals architecturaal antiek of baksteen. 
 
RotorDC is een project met stevige wortels in de huidige tijdsgeest en de locatie waar we werken. Het is een dagelijkse uitdaging om materialen in Brussel op te sporen die kunnen worden gerecupereerd (en die de loon- en huurkosten evenals de belastingen kunnen dekken die eigen zijn aan hun hergebruik in een stad als Brussel). Daarnaast proberen we om de waaier aan materialen te vergroten door enkele grenzen te verleggen: onze opportuniteiten en obstakels zijn zowel technisch als esthetisch, maar ook - en misschien vooral - economisch, want onze belangrijkste concurrent zijn nieuwe materialen, die onzichtbare maatschappelijke kosten met zich meedragen. Elke dag worden we geconfronteerd met de inconsistenties van een economisch systeem dat oneindige groei ambieert, handenarbeid devalueert en het BBP blijft berekenen op basis van de hoeveelheid geproduceerd materiaal. Terwijl we wachten op verandering, vinden we in creativiteit en vindingrijkheid de beste argumenten voor hergebruik.” 

De conferentiereeks 'Celles qui font le design' wil vrouwen en non-binaire personen in de designsector in de kijker zetten. Bent u als vrouw in deze sector specifieke obstakels tegengekomen en hoe hebt u die overwonnen? Vindt u dat er al vooruitgang geboekt is? Wat moet er nog gebeuren om de designsector inclusiever en diverser te maken? 

Cécile Guichard: “Vanuit mijn perspectief gaat de situatie erop vooruit. Tien jaar geleden vermeden de meeste vrouwelijke architecten en ontwerpers die ik kende bouwwerven en hielden ze zich op de achtergrond. Op sloopwerven, vaak een echte mannenomgeving, waren de eerste ontmoetingen tussen de slopers en onze multidisciplinaire vrouwelijke teams nogal explosief. 

In de sector van recuperatie en hergebruik is er een diversiteit aan profielen en skills. Hergebruik komt vaak tot stand door een nauwe samenwerking tussen verschillende mensen die één iets met elkaar gemeen hebben: ze dragen allemaal graag zorg voor relaties en materialen. Om alleen al de rol van vrouwen te noemen: er zijn heel wat vrouwen die in gebruikte materialen handelen. Zelf werken we al jaren met een gemengd team. Het beheercomité van RotorDC bestaat vandaag uit evenveel mannen als vrouwen en in de raad van bestuur is de meerderheid van de leden een vrouw. In de interne rolverdeling zien we nog steeds een zekere polarisatie, dus dat blijft wel een aandachtspunt. Dergelijke zaken zijn belangrijk voor ons en ik heb het gevoel dat de coöperatieve vorm van onze vereniging zo'n openheid aanmoedigt, omdat we samen over die waarden kunnen spreken en ze uitwerken, met de ervaring en het engagement van elk van ons.

Er is een duidelijk gebrek aan modellen om ons op te baseren. Daarom vind ik het idee achter de conferentiereeks 'Celles qui font le design' ook zo krachtig. Een paar jaar geleden vonden we bij RotorDC dat we onze diversiteit zichtbaarder en veerkrachtiger moesten maken. Zo waren het bijvoorbeeld altijd dezelfde collega's die door journalisten werden benaderd, die werden gevraagd om lezingen te geven of die lid werden van schooljury's die uit soortgelijke profielen bestonden. Het is niet makkelijk om zo'n vicieuze cirkel te doorbreken, want niet iedereen voelt zich op zijn gemak voor de camera, niet iedereen heeft het gevoel dat hij daar thuishoort... Het ontbreekt ons aan rolmodellen. Vandaag zorgen we ervoor dat we meer diverse gezichten en stemmen naar voren schuiven in onze contacten met de buitenwereld, ook al kost het sommigen van ons veel energie.”