Nieuws van het
Franse Culturele
Samenwerkingsnetwerk
in België
Live shows
van

23


juni


- 2019 -
tot

31


augustus


- 2019 -

We mogen Marcel Pagnol dan nog kennen als schrijver, tegenwoordig zijn zijn films - door de Franse kritiek lang met de nek aangekeken - bij het grote publiek weinig bekend, en dat ondanks het immense succes dat ze destijds kenden. Hoog tijd dus voor een vernieuwde kennismaking met een oeuvre dat een treffende afspiegeling is van de Provencestreek en haar inwoners.

Pagnol was eerst leraar Engels en kon zich dankzij het succes daarna uitsluitend op het theater toeleggen. Als engelssprekende schoot hij goed op met de vertegenwoordiger van Paramount in Frankrijk, waardoor hij zijn stukken kon laten verfilmen door Alexander Korda en Marc Allégret. Al snel nam hij zelf plaats achter de camera, verliet het centralistische Parijs en keerde terug naar Marseille. Naar het voorbeeld van United Artists richtte hij zijn eigen productiemaatschappij op en omdat hij zijn eigen films produceerde, kon hij een heel persoonlijk soort cinema maken. André Bazin noemde hem een van grootste cineasten van gesproken films, van een niveau dat te vergelijken was met Von Stroheim en Griffith op het vlak van de stomme film. In tegenstelling tot wat doorgaans gedacht wordt, maakte Sirk geen verfilmd theater: film was voor hem een middel om het theater naar een hoger niveau te tillen en zich te onderscheiden van het boulevardtoneel en de hermetische avant-garde.

Om de tekst helemaal tot zijn recht te laten komen besteedde hij veel aandacht aan de sfeer op de set en de kostuums. Hij koos ook voor natuurlijke decors, direct geluid en licht, waarbij hij gebruikmaakte van de beste technische middelen. Alles wat door het belang van de dialogen bijkomstig kan lijken maakt het net mogelijk dat de tekst beter tot uiting komt. Dankzij die aandacht en eenvoud stellen we vandaag vast dat de films van Pagnol uitstekend de tand des tijds hebben doorstaan. Een brood, een berg, een boom, een kruik, een accent, de zwaarte van een lichaam, een stuk stof, een raamkozijn … alles is in harmonie met de menselijkheid van de personages en de schoonheid van de dialogen. Toen hij naar de Provence terugkeerde, deed Pagnol een beroep op Jean Giono, de grootste bard van de streek, voor de meesterwerken Jofroi, Angèle en Regain.

Vergeet in die laatste film Fernandel als de vlotte komiek en let op de aanstekelijke bende van Pagnol: Orane Demazis, Josette Day, Blavette, Delmont en natuurlijk de reus Raimu en fenomenale acteurs die gestalte geven aan zeldzaam uitgediepte personages. Met uitzondering van de steun, van Renoir (van wie hij Toni produceerde) werd Pagnol in Frankrijk pas vanaf eind jaren 1960 naar waarde geschat. Maar aan de overkant van de oceaan kende hij al vroeg trouwe bewonderaars. Zo verfilmden James Whale en Preston Sturges zijn Marseille-trilogie en rekende Orson Welles La Fille du puisatier tot zijn lievelingsfilms. De Italianen Rossellini en De Sica zagen in hem een voorloper van het neorealisme. Zijn thema’s zijn universeel.

Informatie op de website van Cinematek